De andere kant van het islamdebat
John Esposito (69) van Georgetown University en Dalia Mogahed (35) van het Gallup Centre for Muslim Studies (en islamadviseur van president Barack Obama) deden zes jaar lang veldwerk onderzoek in islamitische landen. De resultaten van het onderzoek legde ze vast in het boek Wie spreekt er namens de islam?
Zij stellen onder andere dat 7 procent van de moslims ‘politiek geradicaliseerd’ is. Een grote meerderheid wijkt in zijn voorkeuren niet af van inwoners van westerse landen. Moslims beschouwen democratie, vrijdheid, westerse expertise en technologie als belangrijke verworvenheden. “Dit zijn harde feiten,” zegt Esposito. “Die kunnen niet langer worden genegeerd.”
Volgens Dalia Mogahed “droomt de gemiddelde moslim niet van de jihad (heilige oorlog), maar van een betere toekomst voor zijn kinderen, van goed onderwijs en een goede baan.”
Daarom vergissen islamcritici als Wafa Sultan zich als zij de islam omschrijven als een “politieke, haatdragende ideologie”.
Esposito en Mogahed worden gekritiseerd als ‘islamofielen’ die weigeren in te zien dat de islam intrinsiek geweldadig en hegemonistisch is. Esposito, een Italiaan uit Brooklyn, New York: “Hirsi Ali, Geert Wilders, Wafa Sultan hebben een tunnelvisie. Wat zijn hun bewijzen? Het is hetzelfde als te beweren dat alle Italianen maffiosi zijn en alle joden zionisten.”