De decaan is dood. Lang leve de decaan!
Mijn eerste ontmoeting met een decaan was in de vijfde klas van de havo. De beroepeninteressetest had in mijn geval niet veel opgeleverd en mijn mentor verwees mij door naar de decaan. Ze wees mij op de kaartenbak met beroepen. “Kijk maar of daar wat voor je bij zit.” Van voor naar achteren liep ik de kaartenbak door en viste er enthousiast de kaarten van kunstenaar en politieagent uit. De decaan raadde mij dat in al haar wijsheid af. Het kwam niet in mij op om tegen dat advies in te gaan. Ik ben uiteindelijk via het vwo op de universiteit terecht gekomen. Architect leek mij wel wat. Kunstzinnig, maar met gunstig uitzicht op de arbeidsmarkt. Dat laatste vonden vooral mijn ouders belangrijk. Het werd geen succes. Na nog wat omwegen kwam ik er achter dat ik maatschappelijk betrokken ben en graag met mensen werk. Zo ben ik in het onderwijs terecht gekomen. Mijn proces van bewustwording was een worsteling. Ik voelde mij er vooral heel erg eenzaam bij. Met wat begeleiding zou ik gemotiveerder en met meer zelfvertrouwen aan een vervolgopleiding zijn begonnen.
Nog altijd valt er wel wat te verbeteren aan loopbaanbegeleiding op scholen. Dat zie je ook als je naar de hoge uitval kijkt bij de vervolgopleidingen. Uitstroompercentages tot boven de vijftig procent kosten universiteiten, hoge scholen en roc’s bakken met geld. Zij investeren tonnen om het tij te keren. Met weinig succes. Je kunt een proces dat jaren in beslag neemt nu eenmaal niet inhalen met een dagcursus loopbaanoriëntatie. Loopbaanbegeleiding is meer dan het afnemen van een beroepeninteressetest. Het is het organiseren van een proces van bewustwording. Wie ben ik? Wat kan ik? En wat wil ik? Dat heb ik niet zelf bedacht. Het zijn de inzichten van de moderne decaan.
Een belangrijk onderdeel van loopbaanbegeleiding vormen de periodieke gesprekken met de leerling. Maar waar praat je dan over? Je moet eerst ervaring hebben opgedaan voordat je er over kunt praten. Het is een grote uitdaging om loopbaanbegeleiding een plek te geven in het curriculum. Er moeten praktische opdrachten zijn en stages waarbij leerlingen ontdekken wat hun interesses en talenten zijn.
Een mooi voorbeeld van zo’n praktische opdracht is bij ons op school de ‘meesterproef’ in de vierde klas. Leerlingen van de sector economie ontwikkelen daarbij in één week tijd een nieuw product of een nieuwe dienst om op de markt te brengen. Het maken van een SWOT-analyse, het opstellen van een marketingplan en het schrijven van een financiële onderbouwing zijn verplichte onderdelen. Als ‘echte’ bedrijfjes gaan teams de concurrentie met elkaar aan. Bij de eindpresentatie voor een vakjury kijkt de familie trots en vol bewondering toe vanaf de tribune. Reuze spannend en vooral ook heel echt. In de weken erna wordt er tijdens het portfoliogesprek teruggekeken. Dat gebeurt aan de hand van leerlijnen. Je verplaatsen in een ander, presenteren, samenwerken, onderzoeken, problemen oplossen, plannen en organiseren, de leerlingen zijn uitstekend in staat om aan te geven waar ze goed in zijn en tegen welke problemen ze zijn aangelopen. Vol zelfvertrouwen gaan ze met hun portfolio onder de arm naar het mbo. Elk leerjaar een meesterproef, dát zou geweldig zijn!
Door de sluipende bezuinigingen in het onderwijs staat het curriculum onder druk. Zo ook de meesterproef. Bovendien zorgen aangescherpte exameneisen er voor dat de prioriteiten worden verlegd. Loopbaanbegeleiding komt daardoor in het gedrang. De moderne decaan is harder nodig dan ooit.
Deze column verscheen eerder in onderwijsblad Bij de Les.