Hoogbouw
Bijna dagelijks rijd ik langs het in aanbouw zijnde woonzorgcomplex, een voorziening voor ouderen met behoefte aan zorg. Naast de Melkwegbrug verreist langzaam maar zeker een enorm gebouw. Wordt het gebouw echt zo afgrijselijk als ik vermoed. Presentatietekeningen zien er meestal mooier uit dan de werkelijkheid. En ik vond de presentatietekeningen al niet veel soeps. Elke week wordt de toren een stukje hoger. Ik hou mijn hart vast.
Vooraf is er een hoop strijd geweest over het woonzorgcomplex. In het bestemmingsplan was een maximale hoogte van 18 meter toegestaan. Het woonzorgcomplex wordt ruim 60 meter hoog. (Ter vergelijking, dat is net zo hoog als het Mövenpick Hotel achter Amsterdam Centraal.) Die hoogte is volgens woningcorporatie Wooncompagnie nodig om het project rendabel te maken. Van de opbrengst van de appartementen in de toren moeten de voorzieningen in het complex worden betaald. Omwonenden maken zich terecht zorgen over het effect van de woontoren op de leefbaarheid. De toren geeft een lange slagschaduw, vooral in de winter. Bovendien bederft de toren het uitzicht, je kunt er niet omheen. De omwonenden hebben de strijd verloren, dat moge duidelijk zijn.
Ironisch genoeg is het met de huidige politieke ontwikkelingen maar zeer de vraag of er wel behoefte bestaat aan de voorzieningen die in het woonzorgcomplex worden gerealiseerd. De participatiesamenleving heeft als gevolg dat ouderen steeds langer thuis blijven wonen. Al dan niet bijgestaan door mantelzorgende familie of kennissen. Dat is overigens niet iets van de laatste jaren. Ook toen de plannen voor het woonzorgcomplex werden gemaakt, ten tijde van de kabinetten Balkenende, was deze ontwikkeling gaande. ‘Mensen in hun kracht brengen’ noemden ze dat bij het CDA.
Ik ben geen tegenstander van hoogbouw. Het gaat mij meer om de menselijke maat. In dit geval vrees ik dat die ernstig zoek is. Te groot voor Purmerend en vooral: te dicht op de woningbouw. Hopen dat het meevalt.
Deze column verscheen eerder in Dagblad Waterland.