De spinselmot
Die naam klopt niet! Welke nep-bioloog heeft die verzonnen? Het is niet de mot die spint, maar de rups van de mot. En garen spinnen kan hij.
Gevalletje kaalgevroten boom. Veel meer dan voorgaande jaren. Het zal iets met het weer te maken hebben. De winter duurt lang; de vogels krijgen later jongen; de rups van de spinselmot wordt minder gegeten. Zoiets?
De boom in mijn tuin is een lekker hapje, vindt de rups. En dan krijg je DIT. Geen paniek, de blaadjes groeien vanzelf weer aan. Dat doen blaadjes nou eenmaal.
Nederland, o Nederland
Onwaarschijnlijk goed was Nederland in de tweede helft tegen Brazilië. Een fel, technisch sterk en medogenloos Oranje dreef de Goddelijke Kanaries tot wanhoop. Door uitstekend vooruit te verdedigen als team. Supersnel omschakelen na een mislukte aanval, zoals ook Barcelona in goede doen dat kan. Van spits tot laatste man, van linksbuiten tot rechtsback, iedereen jaagt na balverlies op de bal. En niet alleen erachteraan rennen, vaak ook veroveren. Vooral op het middenveld, waar de aanvallers de geweldenaars Van Bommel en De Jong tegenkomen, werden heel wat ballen afgepakt. Deze spelwijze hanteert Nederland al het hele toernooi. Het zorgde ervoor dat ze kinderlijk eenvoudig in de kwartfinale zijn gekomen. Niemand had durven dromen dat ze het ook tegen de topfavoriet voor de wereldtitel zouden kunnen. HUP HOLLAND!
Photo of the Day – National Geographic
Frog, New Guinea
Het is: schoolbrug
Aha, vandaar. Ik zocht op luchtbrug, maar het is schoolbrug . Door de gemeente ook wel traverse genoemd. Maar met een beetje hulp uiteindelijk toch gevonden.
Op de website van de Purmerendse ScholenGroep:
Elke school een eigen thuisbasis
Beide havo/vwo-scholen werken volgens het principe ‘reizen en blijven’. Vanuit een eigen thuisbasis zullen beide scholen gebruik maken van elkaars (dure) faciliteiten. Zo krijgt het schooltheater straks een plaats in het gebouw van het Da Vinci College en zal in het gebouw van het Jan van Egmond Lyceum een auditorium worden gebouwd. Zo zullen er meer faciliteiten zijn waar leerlingen van beide scholen gebruik van zullen maken.Naast het delen van faciliteiten, zullen beide scholen waar nodig ook een beroep doen op elkaars klaslokalen en docenten, zodat de lesroosters minder snel uitval zullen ondervinden. Verder zullen toekomstige wisselingen in leerlingaantallen effectief kunnen worden opgevangen; als het aantal klaslokalen dat een school nodig heeft dat van de thuisbasis overstijgt, kan men desgewenst via de veilige verbinding tussen de scholen gebruik maken van de lokalen van de andere school.
Meer lezen kan op PSG.nl. Artikel HIER. Zoeken op ‘schoolbrug’ geeft nog meer resultaat.
De gemeente is wat minder informatief, maar heeft wel een verstopte link naar het bestemmingsplan. Bestemmingsplan ‘Traverse PSG’ HIER. De gemeente is verantwoordelijk voor de bouw. Zij daarom leidend in de informatievoorziening.
Waarom cijfers?
Ik vind het een rare gewoonte. Cijfers gebruiken om de vorderingen van een leerling te waarderen. Wat zegt een cijfer nou helemaal? Een zes op het rapport kan uitdrukken dat een leerling handig kan rekenen en er precies voor zorgt dat het gemiddelde op een 5,5 uitkomt. Met twee vingers in de neus. Maar die zelfde zes kan ook uitdrukken dat een andere leerling keihard heeft moeten werken en mazzel heeft dat er ook nog een tekening en een practicum meetelt voor het gemiddelde. Ook tussen docenten onderling zitten grote verschillen. In het beste geval gebruiken ze voor hetzelfde onderwerp dezelfde toetsen en maken ze afspraken over de beoordeling. Heel vaak ook niet. Sommige docenten zijn van mening dat het gemiddelde van een klas altijd gelijk moet blijven. Daar passen ze dan de scoringsnorm op aan. Hoe goed of hoe slecht het werk ook is gemaakt, hoe veel of hoe weinig tijd de leerlingen ook in het leren hebben gestopt, het gemiddelde van de klas is altijd een zes.
En dan heb je natuurlijk nog verschil in de kwaliteit van de toetsen. Die kwaliteit is gemiddeld slecht. Er staan bijvoorbeeld vragen in waarvoor je Nederlands moet hebben gestudeerd om ze te begrijpen. Of vragen die een voorkennis of inzicht vergen dat je redelijkerwijs niet kan verwachten. Die vragen hebben niets met de lesstof te maken heeft. Ook hebben de cijfers met de prestaties van de docent te maken. Heeft de docent de klas wel goed voorbereid? Zijn die slechte cijfers niet aan de docent zelf te wijten?
Nee, cijfers zeggen maar bar weinig over de leerling. Toch verlangt het schoolsysteem van mij dat ik cijfers invoer en met mijn collega’s deze cijfers gebruik om te bespreken of een leerling het goed heeft gedaan of niet. Of hij over mag naar de volgende klas of niet. Ik heb de cijfers weer braaf ingevoerd en mijn weerstand er tegen is weer een stukje gegroeid.
Karel is lief
Kater Karel eet niet. Al vanaf zondag heeft hij geen trek meer. Zelfs de kattensnoepjes, die hij normaal samen met je vingers op eet, laat hij links liggen. Dat is niet goed. Katten kunnen daar slecht tegen, krijgen ze leververvetting van en dan raken ze in een neerwaarstse spiraal. Karel is ook wat sloom en heeft een doffe vacht. Afgelopen woensdag dus maar even naar de dierendokter. Dat is feest. De dierenarts zegt dat hij temperament heeft. Ja, zo kan je het ook zeggen. Een monster, dat komt meer in de buurt. Zodra ik het reismandje in de auto zet begint hij te janken en te krijsen als een speenvarken. En als er dan ook nog een hond in de wachtkamer van de dierenkliniek zit dan is de stress compleet.
In het systeem van de dierenarts staat er inmiddels een waarschuwing bij zijn digitale dossier. Pas op! Agressief! Hoe bedoel je agressief? Hij heeft juist een heel lief karakter. Hij wil het mandje natuurlijk niet uit. Op zijn kop houden en een tijdje wachten. Tot zijn nageltjes geen grip meer hebben op het harde plastic en hij eruit valt. Blazen dat je er bang van wordt. In ieder geval de dierenarts wel. Ik kan hem nog steeds aaien en probeer te voorkomen dat hij van de behandeltafel afspringt terwijl de dierendokter om assistentie roept. Met vrouw en macht wordt Karel in bedwang gehouden. Ja, nou weet ik het zeker. Zo klinkt een speenvarken. Ik zie nog iemand voor het raampje verschijnen om te kijken of het wel allemaal goed gaat. Nu doe ik ook een stapje achteruit. Ik ben tenslotte geen dierenarts. Karel zit verstopt. Even rectaal de temperatuur opmeten maakt Karel niet speciaal vrolijker. Laxeermiddel in hetzelfde gat al helemaal niet. Hoe stevig de assistent hem ook in zijn nekvel vast houdt, hij ziet kans om even flink uit te halen en een paar nagels diep in wat mensenvlees te zetten. “Het meeste zit erin”, zegt de dierenarts, nog met de tube laxeermiddel in de hand.
Ik krijg een spuitje mee en een blikje voer dat ik met water moet aanmaken. Elke dag zes spuitjes van dat spul in zijn mikkie zien te krijgen is de opdracht. En twee centimeter laxeerpasta, gelukkig oraal. Een beetje zenuwachtig verlaat ik de dierenkliniek. Hoe gaan we dat in godesnaam aanpakken? Maar geen probleem. Zoals ik al zei, hij heeft een lief karakter. Het gaat al weer wat beter met Karel.